Op deze pagina vind je schetsen, korte nog niet gepubliceerde verhalen, nieuwe luisterverhalen; kortom alles wat de wereld van Teo Tieland levendig en in beweging houdt. Bijdragen staan er meestal maar een beperkte tijd op. Om dan weer plaats te maken voor iets nieuws met Teo, Marjan, Jamila, de Bonbon, Trudy de Visser of andere oude en nieuwe personages in de hoofdrol.
Hieronder ‘De val van de trap’, een kort verhaal over de coverband van Teo’s vader en een dramatische gebeurtenis van jaren geleden.
De val van de trap
Een kort Teo Tieland verhaal over de coverband van zijn vader
Tot zijn verbazing krijgt Teo een telefoontje van Slowhand Appie. De oud-gitarist van Second Hand valt met de deur in huis.
“Ik wil je wat vertellen. Maar wacht niet te lang met je bezoek. Het duurt niet lang meer of ik ga je ouwe ontmoeten.”
“Dan kunnen jullie weer samen muziek maken.”
“Ik mag toch hopen dat ze daarboven betere bassisten hebben. Zie ik je zo?”
Ondanks zijn branie klinkt Slowhand Appie breekbaar en zwak.
“Teo kijkt opzij, waar Marjan met een laptop op haar schoot zit.
“Ben je nog lang bezig, lief?”
“Je bedoelt of ik het erg vind dat jij ervan doorgaat.”
“Jij komt altijd op de eerste plaats.”
“Als Teo Tieland gaat slijmen, berg je dan maar.”
“Ik kan ook later met Slowhand Appie afspreken. Ik wil je graag de expositie in kunsthal KAdE laten zien.
Marjan schudt het hoofd. “Die expositie loopt niet weg. Je zit met dat telefoontje in je hoofd, dus ga maar.”
“Je bent een schat.”
Teo buigt opzij en drukt Marjan een volle zoen op haar mond.
“Ik kom eraan,” deelt hij Slowhand Appie mee.
“Vrouwen, ze worden je ondergang,” is het antwoord. “Ik kan erover meepraten.”
“Wie is die Slowhand Appie eigenlijk?” vraagt Marjan, als Teo op het punt staat de deur uit te gaan.
“Hij speelde samen met mijn vader in een coverband.”
“Heb jij een idee waarover hij met je wil praten?”
Teo schudt het hoofd. Second Hand kent hij voornamelijk uit de tweede hand: verhalen van zijn vader en artikelen uit het archief van de krant. Hij zat nog op de basisschool toen de coverband regelmatig in poppodium De Kelder optrad. De band speelde rockmuziek van supergroepen uit de jaren ’60 en ’70: Deep Purple, Creedence, Crosby Stills Nash & Young, Led Zeppelin en op speciaal verzoek van zangeres Anne-Lee nummers van Joni Mitchels’ iconische Blue.
Teo parkeert zijn fiets bij een grote flat op de Trekvogelweg. Hij zoekt een tijdje naar het juiste nummer, drukt op de bel en hoort in plaats van een zoemer het gitaarintro van Layla. De elektrische versie natuurlijk. Geschreven door god Clapton aan wie Slowhand Appie zijn zelfverzonnen bijnaam te danken had.
Een vrouw met Slavische trekken opent de deur en begeleidt hem naar de woonkamer, waar Slowhand Appie uitgemergeld in een bed ligt.
“Kijk niet zo geschrokken,” begroet de oud-gitarist hem. “Ik wacht wel met de pijp uitgaan tot jij weg bent.”
“Sympathiek van je,” herstelt Teo zich.
Slowhand Appie barst uit in een hoestbui. De vrouw met de Slavische trekken geeft hem een paar slokken water. Ze herschikt de kussens en helpt de doodzieke man rechtop te zitten.
“Dank je wel, Milana. Ik red me wel.”
Milana kijkt Teo aan met een blik die hij maar moeilijk kan duiden. Een zachte klik van de voordeur geeft aan dat ze het appartement heeft verlaten.
“Ze is er altijd voor me. Als ik hulp nodig heb, komt ze eraan.” Met een beverige hand laat Slowhand Appie de noodknop zien die aan een koordje om zijn nek hangt.
“Waarschijnlijk is ze de enige vrouw geweest die je nooit hebt bedrogen,” merkt Teo op.
“Haar man is gestorven tijdens de oorlog tussen Servië en Kosovo. Na de oorlog is ze naar Nederland gevlucht. Van haar dorp was weinig meer over.”
Elk woord is voor Slowhand Appie een kwelling. Teo gaat in de stoel naast het bed zitten.
“Je boft maar met zo’n buurvrouw. Wat wil je me vertellen? In jouw tempo zal dat wel even duren.”
Ruim een uur later fietst Teo terug naar huis. Marjan zit schaars gekleed op het plaatsje van het mooie weer te genieten. Ze opent slaperig haar ogen. “Perfecte timing. Doe maar een witte wijn. Koud graag.”
“Heb je die verdiend?” plaagt Teo.
“Ja baas, het werk is af.”
Teo weerstaat de verleiding van een koud biertje. Hij moet nog een artikel tikken.
“En, wat had Slowhand Appie op het hart? Ik ben één en al oor,” informeert Marjan.
“Lees het straks maar op de site van de Amersfoorter.”
“Doe niet zo flauw.” Marjan is plotseling klaar wakker. “Heeft het je geraakt?”
Teo loopt naar de platenkast en zet een van de lp’s op die hij van zijn vader heeft geërfd: Music from Big Pink van The Band. Als Robbie Robertson en zijn maten klaar zijn met The Weight keert hij terug naar het plaatsje.
Hij neemt bij Marjan plaats op haar ligstoel. “Mijn moeder vond die coverband maar onnozel gedoe van veertigers die niet konden accepteren dat ze ouder werden. Ze drong er regelmatig bij mijn vader op aan dat hij uit Second Hand zou stappen.”
“Heb jij ze wel eens zien spelen?”
Teo schudt het hoofd. “Ik was nog te jong. Ik kan me nog wel goed herinneren dat mijn vader regelmatig met zijn basgitaar in de huiskamer zat te pielen. Tot irritatie van mijn moeder. Dan vluchtte hij naar zijn hobbykamer.”
“Lekker gezellig.”
“Anne-Lee, de zangeres, was in het dagelijks leven kapster. Albert elektricien.”
“Albert?”
“Slowhand Appie.”
“Anne-Lee heette zeker Anneke,” lacht Marjan.
“Anja. De drummer noemde zichzelf MAG omdat hij net zo snel kon drummen als een mitrailleur kon schieten. Geen idee wat er van hem is geworden. Hij is uit Amersfoort verhuisd.”
Teo staat op, pakt toch maar een biertje uit de koelkast en houdt het ijskoude glas tegen zijn wang. Hij grijpt naar de kast, maar bedenkt zich. Bij Second Hand werd het bier vast ook niet uit glazen gedronken. Hij proost in stilte op zijn vader, neemt een slok uit het flesje en gaat weer bij Marjan zitten.
“In het archief van de Amersfoorter zitten nog een interview met Second Hand, een verslag van een optreden en een terugblik op hun roemruchte verleden,” vertelt hij. “In het begin was alles nog pais en vree, maar dat veranderde al snel. Coke gebruik, vernielingen: de band deed zijn helden eer aan. Tijdens een van de optredens probeerde Slowhand Appie zijn gitaar in brand te steken. Slechts razendsnel optreden van de beheerder voorkwam een ramp.”
“Deed je vader ook mee aan dat gedrag?”
“Nee, hij was het buitenbeentje. Hij hield er helemaal niet van om in de schijnwerpers te staan. Het stereotiep van een basspeler. Die blijven liever op de achtergrond. Mijn vader was dol op muziek maken. En verder was het denk ik vooral een vlucht uit de sleur thuis.”
Teo zwijgt een moment en tikt zonder het te merken met een vinger op zijn bierflesje. “Slowhand Appie was smoorverliefd op Anne-Lee. Ik heb er later nog wel eens met haar over gesproken, maar veel wilde ze er niet over kwijt. Misschien zijn ze een paar keer vreemd gegaan.”
“Geheel in de traditie van de rockmuziek,” merkt Marjan droog op.
Teo lijkt haar niet te horen. “Als je de reconstructie in de krant leest, liep het echt de spuigaten uit. Tijdens repetities gedroeg Slowhand Appie zich als een krolse kat. Als een van de andere bandleden een kritische opmerking had over haar zang, nam hij het onmiddellijk voor Anne-Lee op. Als hij weer eens stoned en dronken was, werd hij handtastelijk. Hij begon haar te stalken. Op een gegeven moment was Anne-Lee er helemaal klaar mee. Ze dreigde uit de band te stappen. En toen overleed de vrouw van Slowhand Appie. Ze viel ’s nachts van de trap en brak haar nek. Feitelijk betekende dat ook het einde van Second Hand. Slowhand Appie had andere dingen aan z’n hoofd en mijn vader, MAG en Anne-Lee waren blij van hem verlost te zijn. Ze hebben het nog even geprobeerd met een andere gitarist en gaven er toen de brui aan.”
Tijdens de uitvaart van Slowhand Appie klinkt de muziek die Teo ook in zijn platenkast heeft staan. Er worden beelden getoond van een optreden van Second Hand. Teo ziet zijn vader bassen, maar de nadruk van de camera ligt op de gestorven gitarist die in een explosie van trage en snelle licks vol bends en vibrato piepend, gierend, jammerend, krijsend, scherp uithalend en dan weer smekend zijn liefde voor Anne-Lee getuigt.
Daarna vertelt Milana hoe Albert haar opving toen ze volkomen ontredderd in Nederland aankwam. “Het was een lieve, zorgzame man die altijd voor me klaar stond. Ik had geen betere buurman kunnen treffen. Hij maakte me vol geduld wegwijs in mijn nieuwe wereld. Over zichzelf vertelde hij niet veel. Pas later hoorde ik dat zijn vrouw was overleden en hij daarna naar de Trekvogelweg was verhuisd. Wat jullie ook over hem zeggen en denken: het was een lieve, zorgzame man.” Ze barst in snikken uit.
Maar weinig mensen hebben de moeite genomen de uitvaart te bezoeken. Van de oude muziekscene is alleen Anja aanwezig. Ze is flink wat kilo’s aangekomen en heeft kort grijs haar. In niets lijkt ze meer op de sexy zangeres die zopas nog op het filmpje was te zien.
“Ik ben flink geschrokken van je artikel in de krant,” zegt ze na afloop van de plechtigheid tegen Teo, met een kopje thee in haar hand. “Ik heb er een nacht van wakker gelegen. Eigenlijk ben ik nog steeds van slag.”
“Dat kan ik me goed voorstellen. Het is ook niet niks.”
“Wat zijn mensen toch vreemde wezens. Als ik dan die Milana hoor vertellen, lijkt het net of het over iemand anders gaat.”
“Jij kende de gitarist Slowhand Appie. Zij Albert de buurman en elektricien.”
“Zoiets moet het zijn.”
Tot verbazing van Teo heeft ook inspecteur Blijdal de uitvaart bezocht. Ze zit in haar scootmobiel te wachten tot hij naar haar toekomt.
“Ik had u hier niet verwacht.”
“Ik mezelf ook niet. Ik heb hier niets te zoeken. Maar ik zag de overlijdensadvertentie in de krant en voor mezelf was het verhaal nog niet af.”
“Heeft hij u ook gebeld?”
Inspecteur Blijdal knikt. “Na jouw artikel.”
“En?”
“Ik kon hem moeilijk arresteren en in een cel stoppen. Of vind jij van wel?”
“Hij wilde graag thuis sterven.”
“Dat zit me dwars. Hij heeft op geen enkele manier verantwoording hoeven afleggen.”
“Dat weet u niet. Misschien is zijn verdere leven een hel geweest.”
“Als politie-inspecteur kan ik daar niets mee. Als hij daadwerkelijk berouw had van zijn daad, had hij die ook eerder kunnen opbiechten.”
“Hij wilde met een rein geweten dood gaan.”
“Met woorden is nog nooit iets schoon gemaakt.”
“Het is of ik mijn ex-vrouw hoor. U was toch niet bij het onderzoek betrokken?”
“Nu beledig je me. Zo oud ben ik nog niet. Ik zat toen nog op de politieacademie.”
Inspecteur Blijdal schudt het hoofd, om te bedanken voor de bitterbal die haar wordt aangeboden. Teo grijpt er wel eentje van de schaal met snacks waarmee een meisje rondgaat. “En u heeft ook niet het oude onderzoek erbij gepakt?” vraagt hij met volle mond.
“Natuurlijk wel, je kent me toch,” antwoordt inspecteur Blijdal bijna verontwaardigd. “Voor zover ik kan zien, zijn er geen fouten gemaakt. Hij heeft toentertijd verklaard dat zijn vrouw vaak slecht sliep en dan beneden een kopje thee ging drinken. De conclusie was dat ze een trede had gemist en was gevallen.”
“Hij had de avond ervoor gerepeteerd met Second Hand en de nodige biertjes gedronken. Wisten u collega’s destijds dat Albert en Anja, Slowhand Appie en Anne-Lee, na de repetitie flink hebben lopen ruziën?”
“Hij viel haar danig lastig. Ja, dat staat allemaal in het onderzoek.”
“Toen u collega’s van de ruzie hoorden, ging er toen geen alarmbelletje rinkelen?”
“Achteraf is dat makkelijk te bedenken.”
“Het is een vraag. Geen verwijt.”
Inspecteur Blijdal knikt. “Politiewerk draait om feiten, maar soms heb je ook verbeelding nodig. Ze kwamen inderdaad niet op het idee dat toen zijn vrouw wakker werd en een kopje thee wilde gaan drinken, Albert wakker werd van al het bier dat hij had gedronken.”
“Hij handelde uit pure frustratie, wanhoop en woede.”
“Dat zal me een zorg zijn. De volgende ochtend stond hij op een kruispunt: vertelde hij de waarheid of een leugen? Albert koos voor de leugen en is daarmee weggekomen.”
“En nu is de zaak toch nog opgelost,” zegt Teo, omdat hij even niets beters weet te zeggen. “Ik neem niet aan dat u zijn ziekte ziet als straf voor zijn zonde.”
“Nee, van gerechtigheid is geen sprake. Maar je heb gelijk, de zaak is opgelost en daarmee is het verhaal definitief uit. Ook voor mij. Dank voor het gesprek. Ik had het blijkbaar nodig.”
Het meisje met de bitterballen komt weer langs. “Hij wil er nog wel één,” zegt inspecteur Blijdal. Ze wijst naar Teo en rijdt in haar scootmobiel het zaaltje uit.
“Waar zit jij met je gedachten?” vraagt Marjan ‘s avonds. “Je zou voor de gezelligheid een muziekje opzetten, maar staat al een half uur voor de platenkast in het niets te staren.”
“Ik zoek iets dat jij ook kunt waarderen,” liegt Teo. “Die rockmuziek uit de jaren ’60 en ’70 is niets voor jou.”
“Die Beatles vind ik anders best wel aardig. Denk je aan je vader?”
“Die was meer van de Stones. De lp’s van de Beatles heb ik er zelf later bijgekocht.”
Teo pakt Abbey Road uit de kast, drentelt nog wat door de kamer en zit tegen de tijd dat Something begint naast zijn lief op de bank.
“Zou dit een liedje voor ons smartlappenkoor kunnen zijn?” vraagt ze zich af.
“Je noemt een nummer van de Beatles toch geen smartlap?” reageert Teo verontwaardigd.
“Waarom niet?” reageert Marjan verontwaardigd. “Muziek is muziek.”
“Er zijn grenzen.”
“Andre Hazes is ook geen blues?”
“Met jou valt niet te discussiëren.”
Onderaan een trap ligt een dode vrouw. Met geknakte nek en open ogen kijkt ze vol ontzetting haar echtgenoot aan. Teo schudt z’n hoofd en het beeld van Slowhand Appie die zijn vrouw een duw geeft verdwijnt uit z’n hoofd. Sommige discussies zijn alleen met daden te winnen. Hij omhelst Marjan en frommelt aan haar blouse, terwijl de Beatles Here comes the sun spelen.